Les 1
ETIKETTEN LEZEN
Wat is het nut van het etiket? Wat er in een voedingsmiddel zit, zie je lang niet altijd aan de buitenkant. Gelukkig kun je veel informatie vinden op het etiket. Een etiket maakt het mogelijk om voedingsmiddelen te vergelijken. Je kunt bijvoorbeeld zien in welk product meer energie (kilocalorieën) vet of vlees verwerkt zit. De meeste voedingsmiddelen zijn verpakt door de fabrikant. Op al die voedingsmiddelen staat verplichte informatie op het etiket, zoals:
- de naam van het product en fabrikant
- de ingrediënten
- de houdbaarheidsdatum
- hoeveel erin zit (inhoud)
- hoeveel voedingsstoffen er inzitten (voedingswaarde)
- productcode
Er hoeft minder informatie op het etiket te staan als je iets koopt op de markt of bij de bakker, slager, kaasboer of groenteman.
Ingrediënten: E- nummers
Ingrediënten zijn de onderdelen waarmee het voedingsmiddel is gemaakt. Je kunt in de ingrediëntenlijst dus zien wat er allemaal in het voedingsmiddel zit. Ingrediënten met een E-nummer worden aan voedingsmiddelen toegevoegd om de kwaliteit of veiligheid van een voedingsmiddel te verbeteren. Ze verbeteren bijvoorbeeld de smaak, geur, het uiterlijk of de houdbaarheid van een voedingsmiddel. E-nummers kunnen worden gewonnen uit de natuur of kunstmatig worden gemaakt in een fabriek. Ingrediënten krijgen pas een E-nummer na onderzoek door wetenschappers. Zij onderzoeken of een ingrediënt schadelijk is voor de gezondheid. De Europese Unie moet een E-nummer goedkeuren. E-nummers vind je altijd in de ingrediëntenlijst op het etiket. Soms als E-nummer, soms als naam uitgeschreven. Op het etiket van halvarine [zie afb 2 onderaan de tekst] staat conserveermiddel (E200) emulgator (E471) en kleurstof (caroteen). Caroteen heeft ook een E-nummer, maar de fabrikant kiest ervoor om caroteen op de verpakking te zetten. Sommige E-nummers zie je vaak op een etiket staan. Dat zijn kleurstoffen, conserveermiddelen en zoetstoffen:
- Kleurstoffen maken snoepjes, drankjes of toetjes kleuriger en daarmee aantrekkelijker. Bijvoorbeeld curcumine (E100) en annato (E160b) in gele vla.
- Conserveermiddelen zorgen ervoor dat voedingsmiddelen langer houdbaar blijven. Ze bederven minder snel en je kunt ze dus langer veilig eten, zonder ziek te worden. Voorbeelden van conserveermiddelen zijn kaliumsorbaat (E202) in margarine en citroenzuur (E330) in jam. Overigens: Suiker, zout, azijn en alcohol zijn ook conserveermiddelen, maar hebben geen E-nummer.
- Zoetstoffen vervangen suiker in bijvoorbeeld light frisdrank, suikervrij snoep en suikervrije kauwgum. Door de zoetstoffen smaken deze producten even zoet als producten waar wel suiker in zit. Maar er zitten veel minder kilocalorieën in dan wanneer suiker zou zijn gebruikt. Voorbeelden van zoetstoffen zijn cyclamaat (E952) in light frisdrank en xylitol (E967) in suikervrije kauwgom.
Op een etiket staat vaak ook een voedingswaardetabel. De voedingswaardetabel geeft aan hoeveel energie, eiwitten, vetten (verzadigd), koolhydraten (en suikers) en zout het product bevat. Ook staat er soms hoeveel onverzadigd vet, vezels, vitamines en mineralen erin zit. De hoeveelheden staan altijd per 100 gram of milliliter (ml) in de voedingswaardetabel. Doordat dit altijd hetzelfde is, is het lezen van de voedingswaardetabel de handigste manier om producten te vergelijken!
Veel voedingsmiddelen hebben een houdbaarheidsdatum.
De houdbaarheidsdatum geeft aan tot wanneer een voedingsmiddel goed is.
Er zijn 2 soorten houdbaarheidsdata:
1. De THT-datum (ten minste houdbaar tot) staat op voedingsmiddelen die minder snel bederven, zoals pasta, snoep en yoghurt. Als het voedingsmiddel nog goed eruitziet, ruikt en smaakt, kan je het vaak nog gewoon eten zonder ziek te worden.
2. De TGT-datum (te gebruiken tot) staat op voedingsmiddelen die heel snel bederven, zoals gesneden groente, vis of vlees. Deze producten moet je opeten voor de TGT-datum, anders kun je ziek worden. De houdbaarheidsdata kloppen alleen als…
- je een voedingsmiddel op de juiste manier bewaart. Dus iets dat in de koelkast moet, moet ook echt in de koelkast.
- de verpakking nog dicht zit. Als je de verpakking openmaakt is een voedingsmiddel nog maar een paar dagen tot enkele weken of maanden houdbaar. Bijvoorbeeld melk is na openen nog een paar dagen houdbaar en rijst nog wel weken tot maanden.
- de naam van het product en fabrikant
- de ingrediënten
- de houdbaarheidsdatum
- hoeveel erin zit (inhoud)
- hoeveel voedingsstoffen er inzitten (voedingswaarde)
- productcode
Er hoeft minder informatie op het etiket te staan als je iets koopt op de markt of bij de bakker, slager, kaasboer of groenteman.
Ingrediënten: E- nummers
Ingrediënten zijn de onderdelen waarmee het voedingsmiddel is gemaakt. Je kunt in de ingrediëntenlijst dus zien wat er allemaal in het voedingsmiddel zit. Ingrediënten met een E-nummer worden aan voedingsmiddelen toegevoegd om de kwaliteit of veiligheid van een voedingsmiddel te verbeteren. Ze verbeteren bijvoorbeeld de smaak, geur, het uiterlijk of de houdbaarheid van een voedingsmiddel. E-nummers kunnen worden gewonnen uit de natuur of kunstmatig worden gemaakt in een fabriek. Ingrediënten krijgen pas een E-nummer na onderzoek door wetenschappers. Zij onderzoeken of een ingrediënt schadelijk is voor de gezondheid. De Europese Unie moet een E-nummer goedkeuren. E-nummers vind je altijd in de ingrediëntenlijst op het etiket. Soms als E-nummer, soms als naam uitgeschreven. Op het etiket van halvarine [zie afb 2 onderaan de tekst] staat conserveermiddel (E200) emulgator (E471) en kleurstof (caroteen). Caroteen heeft ook een E-nummer, maar de fabrikant kiest ervoor om caroteen op de verpakking te zetten. Sommige E-nummers zie je vaak op een etiket staan. Dat zijn kleurstoffen, conserveermiddelen en zoetstoffen:
- Kleurstoffen maken snoepjes, drankjes of toetjes kleuriger en daarmee aantrekkelijker. Bijvoorbeeld curcumine (E100) en annato (E160b) in gele vla.
- Conserveermiddelen zorgen ervoor dat voedingsmiddelen langer houdbaar blijven. Ze bederven minder snel en je kunt ze dus langer veilig eten, zonder ziek te worden. Voorbeelden van conserveermiddelen zijn kaliumsorbaat (E202) in margarine en citroenzuur (E330) in jam. Overigens: Suiker, zout, azijn en alcohol zijn ook conserveermiddelen, maar hebben geen E-nummer.
- Zoetstoffen vervangen suiker in bijvoorbeeld light frisdrank, suikervrij snoep en suikervrije kauwgum. Door de zoetstoffen smaken deze producten even zoet als producten waar wel suiker in zit. Maar er zitten veel minder kilocalorieën in dan wanneer suiker zou zijn gebruikt. Voorbeelden van zoetstoffen zijn cyclamaat (E952) in light frisdrank en xylitol (E967) in suikervrije kauwgom.
Op een etiket staat vaak ook een voedingswaardetabel. De voedingswaardetabel geeft aan hoeveel energie, eiwitten, vetten (verzadigd), koolhydraten (en suikers) en zout het product bevat. Ook staat er soms hoeveel onverzadigd vet, vezels, vitamines en mineralen erin zit. De hoeveelheden staan altijd per 100 gram of milliliter (ml) in de voedingswaardetabel. Doordat dit altijd hetzelfde is, is het lezen van de voedingswaardetabel de handigste manier om producten te vergelijken!
Veel voedingsmiddelen hebben een houdbaarheidsdatum.
De houdbaarheidsdatum geeft aan tot wanneer een voedingsmiddel goed is.
Er zijn 2 soorten houdbaarheidsdata:
1. De THT-datum (ten minste houdbaar tot) staat op voedingsmiddelen die minder snel bederven, zoals pasta, snoep en yoghurt. Als het voedingsmiddel nog goed eruitziet, ruikt en smaakt, kan je het vaak nog gewoon eten zonder ziek te worden.
2. De TGT-datum (te gebruiken tot) staat op voedingsmiddelen die heel snel bederven, zoals gesneden groente, vis of vlees. Deze producten moet je opeten voor de TGT-datum, anders kun je ziek worden. De houdbaarheidsdata kloppen alleen als…
- je een voedingsmiddel op de juiste manier bewaart. Dus iets dat in de koelkast moet, moet ook echt in de koelkast.
- de verpakking nog dicht zit. Als je de verpakking openmaakt is een voedingsmiddel nog maar een paar dagen tot enkele weken of maanden houdbaar. Bijvoorbeeld melk is na openen nog een paar dagen houdbaar en rijst nog wel weken tot maanden.
Voedselgevoeligheid
Sommige mensen hebben een voedselovergevoeligheid. Ze hebben bijvoorbeeld een koemelkallergie of notenallergie of ze hebben een glutenintolerantie. Of ze krijgen last als ze producten eten waar eieren, soja of vis inzit. Mensen met een voedselovergevoeligheid moeten goed opletten met wat ze eten. Doen ze dit niet, dan krijgen ze klachten. Voorbeelden van klachten zijn: huidklachten (bultjes, jeuk), ademhalingsklachten en maag- en darmklachten (diarree, verstopping). Mensen met een voedselovergevoeligheid moeten tijdens het boodschappen doen altijd goed kijken naar het etiket van voedingsmiddelen of de stof waar ze overgevoelig voor zijn er wel of niet inzit. Gelukkig moet een fabrikant duidelijk op het etiket zetten welke allergenen er in het product (kunnen) zitten.
Allergenen zijn stoffen die allergische reacties kunnen oproepen. In totaal gaat het om 14 stoffen die een voedselallergie kunnen veroorzaken. Op het etiket staan allergenen vaak vetgedrukt in de ingrediëntenlijst. Of ze staan apart genoemd als allergenen of als allergie-informatie. Ook het gebruik van symbolen komt steeds vaker voor.
Sommige mensen hebben een voedselovergevoeligheid. Ze hebben bijvoorbeeld een koemelkallergie of notenallergie of ze hebben een glutenintolerantie. Of ze krijgen last als ze producten eten waar eieren, soja of vis inzit. Mensen met een voedselovergevoeligheid moeten goed opletten met wat ze eten. Doen ze dit niet, dan krijgen ze klachten. Voorbeelden van klachten zijn: huidklachten (bultjes, jeuk), ademhalingsklachten en maag- en darmklachten (diarree, verstopping). Mensen met een voedselovergevoeligheid moeten tijdens het boodschappen doen altijd goed kijken naar het etiket van voedingsmiddelen of de stof waar ze overgevoelig voor zijn er wel of niet inzit. Gelukkig moet een fabrikant duidelijk op het etiket zetten welke allergenen er in het product (kunnen) zitten.
Allergenen zijn stoffen die allergische reacties kunnen oproepen. In totaal gaat het om 14 stoffen die een voedselallergie kunnen veroorzaken. Op het etiket staan allergenen vaak vetgedrukt in de ingrediëntenlijst. Of ze staan apart genoemd als allergenen of als allergie-informatie. Ook het gebruik van symbolen komt steeds vaker voor.
Keurmerken
Een keurmerk is een logo dat je kan helpen bij het maken van een duurzame keuze. Een duurzame keuze wil zeggen dat je kiest met zorg voor de natuur, het klimaat, dierenwelzijn en/of eerlijke handel. Een aantal belangrijke keurmerken zie je in de tabel, je zult ze vast wel eens gezien hebben op een verpakking. Wil je meer weten over de laatste 12 Topkeurmerken van Nederland klik hier.
Claims
Een claim is een bewering over de eigenschap van een voedingsmiddel. Op producten kunnen voedingsclaims en gezondheidsclaims staan. Een voedingsclaim zegt iets positiefs over de samenstelling van een product. Een voorbeeld van zo’n claim is het gebruik van de term ‘light’. De claim ‘light’ mag alleen op de verpakking als er 30% minder calorieën, suiker óf vet in zitten dan een vergelijkbaar product. Gezondheidsclaims stellen dat een voedingsmiddel voordelig is voor je gezondheid. Een voorbeeld is ‘cholesterolverlagend’ op margarine. Dit mogen fabrikanten niet zomaar op de verpakking zetten.
Het gebruik van claims is aan regels gebonden en is in Europese wetgeving geregeld. Fabrikanten mogen een claim alleen gebruiken als deze op de Europese lijst van goedgekeurde claims voorkomt. Claims op voedingsmiddelen moeten altijd bewezen zijn.
Een keurmerk is een logo dat je kan helpen bij het maken van een duurzame keuze. Een duurzame keuze wil zeggen dat je kiest met zorg voor de natuur, het klimaat, dierenwelzijn en/of eerlijke handel. Een aantal belangrijke keurmerken zie je in de tabel, je zult ze vast wel eens gezien hebben op een verpakking. Wil je meer weten over de laatste 12 Topkeurmerken van Nederland klik hier.
Claims
Een claim is een bewering over de eigenschap van een voedingsmiddel. Op producten kunnen voedingsclaims en gezondheidsclaims staan. Een voedingsclaim zegt iets positiefs over de samenstelling van een product. Een voorbeeld van zo’n claim is het gebruik van de term ‘light’. De claim ‘light’ mag alleen op de verpakking als er 30% minder calorieën, suiker óf vet in zitten dan een vergelijkbaar product. Gezondheidsclaims stellen dat een voedingsmiddel voordelig is voor je gezondheid. Een voorbeeld is ‘cholesterolverlagend’ op margarine. Dit mogen fabrikanten niet zomaar op de verpakking zetten.
Het gebruik van claims is aan regels gebonden en is in Europese wetgeving geregeld. Fabrikanten mogen een claim alleen gebruiken als deze op de Europese lijst van goedgekeurde claims voorkomt. Claims op voedingsmiddelen moeten altijd bewezen zijn.
Referentie-inname
Op verpakkingen zie je vaak deze afbeelding staan [zie afb 1 onderaan deze tekst]. Deze afbeelding toont de referentie-inname (RI). Hiermee zie je hoeveel energie (in kilojoule en kilocalorieën), vet, verzadigd vet, suikers en zout er in 1 portie zit. Een portie is de hoeveelheid die je in 1 keer eet of drinkt. Bijvoorbeeld 1 glas sap of 1 plak ontbijtkoek. In de witte bolletjes zie je procenten staan. In het voorbeeld hieronder zie je 7% staan bij energie en 23% bij zout. De procenten laten zien hoeveel één portie bijdraagt aan wat een gemiddelde volwassene elke dag nodig heeft of wat maximaal nog past binnen een gezond voedingspatroon. Door de afbeelding kunnen ook misverstanden ontstaan. Want bij verzadigd vet en zout moet je juist niet de 100% halen. Sterker nog, het is beter om zo ver mogelijk bij de 100% vandaan te blijven. Ook moet je goed letten op de portiegrootte. Deze bepaalt de fabrikant zelf. Een andere fabrikant kan er anders over denken. En ook jij kan uitgaan van een andere portiegrootte. Bijvoorbeeld: Je koopt een flesje frisdrank van een halve liter. Jij denkt dat dit 1 portie is. Maar de fabrikant ziet het als 2 porties. De hoeveelheid suiker die je binnenkrijgt is dan 2 keer zoveel als de hoeveelheid suiker dat op het flesje staat.
Op verpakkingen zie je vaak deze afbeelding staan [zie afb 1 onderaan deze tekst]. Deze afbeelding toont de referentie-inname (RI). Hiermee zie je hoeveel energie (in kilojoule en kilocalorieën), vet, verzadigd vet, suikers en zout er in 1 portie zit. Een portie is de hoeveelheid die je in 1 keer eet of drinkt. Bijvoorbeeld 1 glas sap of 1 plak ontbijtkoek. In de witte bolletjes zie je procenten staan. In het voorbeeld hieronder zie je 7% staan bij energie en 23% bij zout. De procenten laten zien hoeveel één portie bijdraagt aan wat een gemiddelde volwassene elke dag nodig heeft of wat maximaal nog past binnen een gezond voedingspatroon. Door de afbeelding kunnen ook misverstanden ontstaan. Want bij verzadigd vet en zout moet je juist niet de 100% halen. Sterker nog, het is beter om zo ver mogelijk bij de 100% vandaan te blijven. Ook moet je goed letten op de portiegrootte. Deze bepaalt de fabrikant zelf. Een andere fabrikant kan er anders over denken. En ook jij kan uitgaan van een andere portiegrootte. Bijvoorbeeld: Je koopt een flesje frisdrank van een halve liter. Jij denkt dat dit 1 portie is. Maar de fabrikant ziet het als 2 porties. De hoeveelheid suiker die je binnenkrijgt is dan 2 keer zoveel als de hoeveelheid suiker dat op het flesje staat.
|
|
|
VOORGERECHT
Bekijk dit pak magere vruchtenyoghurt. Op het pak magere vruchtenyoghurt zie je wat er allemaal op een etiket kan staan. Op 10 onderdelen van het etiket kun je klikken. Ontdek waarom en wat er op staat! Als je alles hebt gelezen kun je door naar de vraag:
Welke uitspraak is juist of onjuist.
Kijk zo nodig nog een keer naar het pak magere vruchtenyoghurt. juist \ onjuist
1. Het is wettelijk vastgelegd of een fabrikant een product natuurlijk mag noemen?
2. Rijk aan calcium en vitamine C’ zijn voedingsclaims en moeten aan Europese regels voldoen?
3. Bij een plaatje op de verpakking (bijvoorbeeld van een perzik), moet bij de ingrediënten staan hoeveel hiervan in het product zit?
4. Bij de ingrediëntenlijst staan ingrediënten in de volgorde waarin ze erin zitten. Het meest gebruikte ingrediënt staat dus vooraan?
5. In de voedingswaardetabel staan de hoeveelheden energie en voedingsstoffen en evt. allergenen die in het product zitten?
6. Bij het bewaaradvies staat hoe je het product het beste kunt bewaren?
7. Op een verpakking kan een THT-datum of een TGT-datum staan. Als de THT-datum is verstreken kun je het vaak nog eten?
Wat weet jij over de houdbaarheid van voedsel? Doe de quiz
Bekijk dit pak magere vruchtenyoghurt. Op het pak magere vruchtenyoghurt zie je wat er allemaal op een etiket kan staan. Op 10 onderdelen van het etiket kun je klikken. Ontdek waarom en wat er op staat! Als je alles hebt gelezen kun je door naar de vraag:
Welke uitspraak is juist of onjuist.
Kijk zo nodig nog een keer naar het pak magere vruchtenyoghurt. juist \ onjuist
1. Het is wettelijk vastgelegd of een fabrikant een product natuurlijk mag noemen?
2. Rijk aan calcium en vitamine C’ zijn voedingsclaims en moeten aan Europese regels voldoen?
3. Bij een plaatje op de verpakking (bijvoorbeeld van een perzik), moet bij de ingrediënten staan hoeveel hiervan in het product zit?
4. Bij de ingrediëntenlijst staan ingrediënten in de volgorde waarin ze erin zitten. Het meest gebruikte ingrediënt staat dus vooraan?
5. In de voedingswaardetabel staan de hoeveelheden energie en voedingsstoffen en evt. allergenen die in het product zitten?
6. Bij het bewaaradvies staat hoe je het product het beste kunt bewaren?
7. Op een verpakking kan een THT-datum of een TGT-datum staan. Als de THT-datum is verstreken kun je het vaak nog eten?
Wat weet jij over de houdbaarheid van voedsel? Doe de quiz
HOOFDGERECHT
Beantwoord de 9 meerkeuzevragen in je LWM.
Beantwoord de 9 meerkeuzevragen in je LWM.